Corona fabel

Krekel is een muzikant, hij speelt vaak hele nachten

Hij houdt zijn poten lekker stijf, zodat ’t publiek zal smachten

Naar vervoering en vermaak, naar troost voor ’t slapen gaan

Krekel denkt: het lijkt wel niks, maar ’t is een hondenbaan

 

Want al mijn mooie noten, het levert weinig op

Slechts kruimels en wat restjes, het is een soort van strop

Dat nachtenlange zingen, wie zal het op waarde schatten

Mij redelijk belonen voor ‘t ontroeren van mijn jatten?

 

Zeg mier, je werkt altijd zo hard, je mag nu wel wat rusten

En zou je, languit in het gras, misschien een liedje lusten?

Muziek geeft nieuwe energie en hoop in barre tijden                          

Je kunt er je vermoeidheid en ellende mee bestrijden

 

Dat mag zo zijn, sprak mier kordaat, maar ik ben niet van plan

Te dansen naar jouw pijpen en ik raak niet in de ban                                                                                                                                                                                 

Van liedjes of verhalen, dat is mij om het even

Werken moet je, net als ik, om goed te kunnen leven                                     

 

Dat doe ik al, zei krekel zacht, mijn spel is steeds vol vuur

Ik schud het ook niet uit mijn poot, al zijn de vruchten zuur

‘k Heb geen pensioen, geen WAO, ik ben een ZZP-er

Da’s jammer nou, antwoordde mier, dan word je een plebejer

 

Ach beste mier, wees toch loyaal en wil me bijstand geven

Door corona en lockdown heb ik nu echt geen leven

Mijn kunsten zijn wellicht vitaal, mijn spel beroert de harten                                           

Hoor Mattheüs’ passie en beween de man van smarten

                                                                                                                                  

Strijk over je mierenhart, dan zal ik mijn poten strijken

Dan zijn we in bedrijvigheid en nut elkaars gelijken  

Ik dacht het niet, zei mier beslist, je bent een slimme prater                                                      

Zuinigheid is mijn parool, ik heb geen geld als water

 

Zoek maar een baan als iedereen, wanneer je graag wilt eten                      

En in je vrije tijd mag je best wel kunst’naar heten

Maar leven van de kunst, dat is slechts voer voor dwazen                                          

En als je honger hebt, ga dan maar lekker grazen

 

Dank voor de tip, mijn beste mier, da’s beter dan te graaien

Of zoete broodjes bakken om de geldwolven te paaien

Maar zonder kunst is alles flets, het volk wil brood én spelen,

Dus jij mag nu als domme gans je stierlijk gaan vervelen

 

Gottfrid van Eck (vrij naar Jean de La Fontaine)

Utrecht, 5 mei 2020